22655 |
drijftol |
dop:
/
dop (L353p Eksel),
kokkernel:
in kūkərnɛ̄l (L353p Eksel),
koekernel (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
koekkernel (L353p Eksel),
/
koekernel (L353p Eksel),
koekkernel (L353p Eksel),
kokkersillie:
koekkersillie (L353p Eksel),
poppernel:
in pūpərnɛl (L353p Eksel)
|
/ [SND (2006)] || Drijftol (tol, die met de zweep wordt voortgedreven). [ZND 01u (1924)] || Een drijftol (bij middel van een zweep gedreven). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)] || Paddestoeltol. || tol [SND (2006)]
III-3-2
|
17862 |
dringen |
dringen:
driŋən (L353p Eksel)
|
dringen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
19575 |
drinkbeker |
bierpot:
bierpot (L353p Eksel)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20499 |
drinken |
lessen:
lessen (L353p Eksel)
|
drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
pint:
pent (L353p Eksel),
pint (L353p Eksel)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
wijnglas:
wiengloa⁄s (L353p Eksel)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20564 |
droesem |
droesel:
droezel (L353p Eksel)
|
droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20507 |
dronkaard |
zuipkar:
zoepkèr (L353p Eksel),
zuiplap:
zoeppen (L353p Eksel)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
een stuk in zijn botten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
e stuk in z’n botten (L353p Eksel),
een stuk in zijn kraag:
e stuk in zenne kraag (L353p Eksel),
zat:
zoat (L353p Eksel),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zaat (L353p Eksel),
zo zat als een schup:
zoe zoat es n schup (L353p Eksel)
|
dronken [N 10 (1961)], [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
hem weer hebben:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
hij hit hem weer gemutst (L353p Eksel),
het zitten hebben:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
hij heeg ⁄et zitten (L353p Eksel)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|