e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elen

Overzicht

Gevonden: 1607
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilgensoorten meiboom: eine meiboum (Elen) wilg [ZND 14 (1926)] III-4-3
wind (alg.) wind: wènd (Elen, ... ), ps. bij benadering omgespeld volgens Frings. ps. onder de n staat nog een boogje; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  weͅn (Elen), ps. bij benadering omgespeld volgens Frings. ps. onder de nt staan nog boogjes; deze combinatieletters zijn niet te maken/om te spellen.  weͅnt (Elen) wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 13 (1925)] III-4-4
windborden stormplanken: stǫrǝmplɛŋk (Elen  [(id)]  ) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
windmolen windmolen: węnjtj[molen] (Elen) Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.] II-3
windzuiger windzuiker: węi̯.njtj˲zy.kǝr (Elen) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winnen winnen: weͅnə (Elen) Winnen. [ZND m] III-3-2
winterkoninkje winterkoninkje: winterkoninkske (gew.uitspr.) (Elen) winterkoning III-4-1
winterwortelen moren: mōrǝ (Elen) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wip wip: /  wip (Elen, ... ) / [SND (2006)] III-3-2
wippen wippen: Wippen (Elen) Lievelingsspel 2. [SND (2006)] III-3-2