e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elen

Overzicht

Gevonden: 1607
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boezeroen jasje: jäske (Elen), kieltje: keelke (Elen) boezeroen [ZND 01 (1922)] III-1-3
bonte kraai bonte kraag: boente kraug (Elen) kraai, bonte — III-4-1
bonte specht, specht specht: specht (Elen) specht, bonte — III-4-1
boog boog: beugske  bōͅg (Elen) Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boomgaard bongerd: boengerd (Elen), buŋərt (Elen), fruitwei: fruitwei (Elen), frøͅi̯t[wei} (Elen) boomgaard [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] I-7
boomkruiper boomkruiper: baumkroeper (Elen) boomkruiper III-4-1
boomwagen huts: høts (Elen) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen bonen: bōǝnǝ (Elen), boon: bun (Elen), buǝn (Elen), bōǝn (Elen) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
borg borg: börg (Elen) borg [ZND 01 (1922)] III-3-1
borg blijven borg blijven: blieven: ie ligt tusschen ei en ie  bĕrg blieven vuur eemĕs (Elen), borg staan: bŭrg staan vūr èmend (Elen) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1