20769 |
brood |
brood:
broed (L419p Elen),
brood (L419p Elen)
|
(brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brouwen (L419p Elen),
brø̄jǝn (L419p Elen),
brǫwǝ (L419p Elen)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brø̄jǝr (L419p Elen)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
25659 |
brouwerij |
brouwerij:
brūwǝrīǝ (L419p Elen)
|
De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brug (L419p Elen),
brêk (L419p Elen),
g als Engels
brüg (L419p Elen)
|
brug [ZND 01 (1922)] || een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
1a-m; 22, 29a;
broed (L419p Elen)
|
bruid [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
1a-m; 22, 29a;
broedegôm (L419p Elen)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
breuudjə (L419p Elen),
brūtjes (L419p Elen),
?
bruudjes (L419p Elen)
|
Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] || Maagdeken (in de processie). [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
1a-m; 22, 29b;
broelof (L419p Elen),
broeluft (L419p Elen)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L419p Elen)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|