27367 |
laden |
laden:
lāi̯.ǝn (L419p Elen)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vrax (L419p Elen)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
beerklauw:
bɛi̯rklāu̯ (L419p Elen),
vuur:
vø̄r (L419p Elen)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|
18147 |
lam |
lam:
laam (L419p Elen),
lāāām (L419p Elen),
lammetje:
lɛmkǝ (L419p Elen),
schaap:
šǭp (L419p Elen)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam [ZND 01 (1922)] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝn (L419p Elen)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (L419p Elen, ...
L419p Elen)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
21578 |
land |
land:
land (L419p Elen, ...
L419p Elen),
lant (L419p Elen)
|
land [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (L419p Elen)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
20317 |
lang leven |
lang leven:
znd 30, 15;
lank lieven (L419p Elen)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
18286 |
lange broek |
lange boks:
’n lang boeks (L419p Elen),
o = gedempt
ein lang bôks (L419p Elen)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|