e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elen

Overzicht

Gevonden: 1607
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leggen leggen: legə (Elen), lèggen (Elen) leggen [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-2
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Elen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lende lende: lènjën (Elen), pien in de lenjen (Elen) ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || lendenen [ZND 01 (1922)] III-1-1
lendenen en kuil lenden: lęi̯njǝ (Elen), miltkuil(en): meljtjškūlǝ (Elen) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: lienen (Elen), lī[ə}nə (Elen) leenen [ZND 14 (1926)], [ZND m] III-3-1
lente, voorjaar lente: lènte (Elen), voorjaar: vuurjor (Elen) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel loze, een -: loeze (Elen) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
leunstoel kraamstoel: krōͅmstōl (Elen, ... ), leunstoel: lø&#x0304nstōl (Elen, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder bedelaar: bejdeleir (Elen), bédelaar (Elen), venter: uitzonderlijk gebruikt  venter (Elen) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] III-3-1
leverpastei leverpastei: lēɛ.vərpásteͅi (Elen) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3