e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feestpredicatie feestpreek: fieestpreek (Ell) Een feestpredikatie. [N 96B (1989)] III-3-3
fiets fiets: fiets (Ell, ... ) fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen fietsen: fietse (Ell) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijn droog stof moude: mǫu̯w (Ell) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijn spinnen fijn spinnen: fīn spenǝ (Ell) Het spinnen van fijn gesponnen draad. In de regel was dit één- of tweedraads dik. Volgens de informant van Q 98 werd onder ø̄fijn spinnenø̄ verstaan dat het fijne garen ook driedraads dik kon zijn en van de beste kwaliteit wol. [N 34, C1] II-7
fijne hagel hagel: haachel (Ell) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijt fijt: fiet (Ell), sodaba: sodabaa (Ell) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas rindslende: rindjslinje (Ell) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal filiaal (<fr.): filijaal (Ell) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
fladderen fladderen: fladdere (Ell) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1