e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalkzandstenen kalkzandstenen: kalǝk˲zantjstęjn (Ell) Kunststenen, samengesteld uit kalk en zand. De kalk wordt daartoe eerst geblust en vervolgens gemengd met zand en water. Het mengsel wordt daarna onder hoge druk in vormen geperst. De op deze wijze gevormde stenen worden in een ketel onder hoge stoomdruk verhard. Kalkzandstenen worden gebruikt in de huizenbouw, voor fabrieksschoorstenen, ketelbemetseling, enz. De normale kleur is wit tot lichtgrauw. [N 30, 54d] II-9
kalm, bedaard rustig: röstig (Ell) niet opgewonden, kwaad of zenuwachtig [bedaard, stil, kalm] [N 85 (1981)] III-1-4
kalot kalotje (<fr.): kelotje (Ell) kalot, kruinmutsje voor priesters {afb} [plekkertje, klets, kelotje, kadots] [N 25 (1964)] III-3-3
kalven kalven: kǭvǝ (Ell) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kalverhokje, kalverbak veken: vēkǝ (Ell) In de koe- of de kalverstal kunnen een of meer kalveren vetgemest of alleen maar gestald worden in een speciaal daarvoor bestemde kooi, kist, bak of box, of gewoon achter een plank in een hoek van de stal. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (kalver-) het lemma "kalverstal" (2.2.3). [N 5A, 45a; monogr.] I-6
kalverjuk juk: jōk (Ell) Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f] I-11
kam kam: kamp (Ell), wie ich ⁄t wooj keime ging de kamp kepot (Ell) Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.] I-12, III-1-3
kameel kameel: kemie-el (Ell) kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)] III-3-2
kamerschieten kamerschieten: kamersjete (Ell), bij ieder rustaltaar tijdens de processie werd een kamersjeut gelost, de thuisblijvers bekruisigden zich dan, omdat dan de zegen met het allerheiligste werd gegeven.  kamersjete (Ell) Het gebruik om schoten te lossen bij een bruiloft. [N 88 (1982)] || Het gebruik om tijdens het rekken van de processie donderbussen af te schieten [kamere aafsjisse]. [N 96C (1989)] III-3-2
kamerstoel nachtstoel: nachtstool (Ell) Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)] III-2-1