e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loof blader: eigen fon. aanduidingen  blajer (Ell) De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] III-4-3
loof van de bieten afplukken bladen: blāi̯ǝ (Ell) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
loon loon: loeën (Ell) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loops loops: luips (Ell), løͅi̯ps (Ell), lopig: luipig (Ell) loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje loot: eigen fon. aanduidingen  loot (Ell) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lopen lopen: laupe (Ell) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
lopen, gezegd van eenden waggelen: waqǝlǝ (Ell) [N 70, 2; monogr.] I-12
loper loper: lø̜jpǝr (Ell) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
lork lork: eigen fon. aanduidingen  lôrk (Ell) De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)] III-4-3
losse linnen halsboord kraag: kraag (Ell) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3