e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
priemen nagelen: nēgǝl (Ell) De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.] II-9
priester geestelijke: geistelik (Ell), priester: preester (Ell) Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)] III-3-3
priester gewijd worden gewijd worden: gewiedj waere (Ell) Priester gewijd worden. [N 96D (1989)] III-3-3
priesterfeest priesterfeest: preesterfieëst (Ell) Een priesterfeest. [N 96D (1989)] III-3-3
priesterkoor priesterkoor: preesterkoeer (Ell) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3
priestersteek met ronde luifel steek: steek (Ell) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
priesterwijding wijding: wiejing (Ell) De Priesterwijding. [N 96D (1989)] III-3-3
prikkeldraad puntdraad: pønjtjdrǭt (Ell) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
priktol dop: dop (Ell) Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] III-3-2
proberen proberen: perbeere (Ell) een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] III-1-4