e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smalle weg, pad pad: pāt (Ell) Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.] I-8
smeer smeer: smeer (Ell) het smeermiddel dat hoofdzakelijk uit vet bestaat en dat bedoeld is om voertuigen beter te laten lopen [smeer, ruut] [N 90 (1982)] III-3-1
smeerpoes vuilik: voellik (Ell) iemand die er altijd vuil en onverzorgd uitziet [smeerpoes, vuillak, vetkees] [N 85 (1981)] III-1-4
smeerwortel smeerwortel: eigen spellingsysteem  smeerwortel (Ell), Gezeefd uit vraag naar heemst.  smeerwortel (Ell) smeerwortel [DC 52 (1977)] || Smeerwortel (symphytum officinale 30 tot 120 cm grote, forse plant, ruwharig; de stengels zijn sterk vertakt, iets gevleugeld; de bladeren zijn langwerpig, met dikke nerven; de bloemen zijn hangend, de bloemkroon is buisvormig met omgebogen slippen, van [N 92 (1982)] III-4-3
smeken bidden: baije (Ell) nederig en dringend vragen [permitteren, pernegracie, spelen, bidden, smeken] [N 85 (1981)] III-3-1
smeulen gloeien: gluje (Ell) Zacht, langzaam branden zonder vlammen (smeulen, gloeien, veunzen, vrenzen) [N 79 (1979)] III-2-1
smokkelen smokkelen: smôkkele (Ell) verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)] III-3-1
smokkelkruis grenskruis: grenskruus (Ell) Een veldkruis in de buurt van een grensovergang [smokkelkruis?]. [N 96A (1989)] III-3-3
smousjassen (kaartspel) smousjassen: met 2 personen  smousjasse (Ell) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
smullen smullen: smulle (Ell) smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)] III-2-3