e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stemvork stemvork: stumvork (Ell) Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)] III-3-2
stenen omheining scheidmuur: sjeidmoor (Ell) een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] III-2-1
stenendrager stenendrager: stęjndrēgǝr (Ell) De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9
sterke mortel waterdichte spijs: wātǝrdextǝ [spijs] (Ell) Mortel voor waterdicht pleisterwerk, bijvoorbeeld voor kelders. Volgens de invuller uit Q 180 werd bij de bereiding ervan Rijnzand gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38b] II-9
sterke trasmortel tras: tras (Ell) Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b] II-9
sterven afpeigeren: pejoratief  aafpeigere (Ell), de pijp uitgaan: pejoratief  de pieep oetgaon (Ell), doodgaan: doeëd gaon (Ell, ... ), kapotgaan: kǝpot˲gǭn (Ell), eigen spellingsysteem  kepotgaon (Ell), sterven: sterve (Ell, ... ) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)] I-11, III-2-2, III-4-2
sterven van een plant kapot gaan: kepot gaon (Ell) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stervensgebed stervensgebed: stervesgebèd (Ell) Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)] III-3-3
steunklos klos: klos (Ell) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
stevig, gezegd van voedsel machtig: mechtig (Ell) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3