e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
takkenbos, bussel hout krik: krikke (Ell) takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7
talud talud: tǝlyj (Ell) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tanden poetsen tanden poetsen: poets is mien tenj (Ell) Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)] III-1-3
tanden van de hooihark tanden: tɛnj (Ell) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tandenborstel tandenborsteltje: tenjbörstlke (Ell) Tandenborstel [DC 64 (1989)] III-1-3
tandjes knippen tanden breken: tɛnj brē̜kǝ (Ell) De tanden van de pasgeboren biggen afknippen. [N 76, 42] I-12
tandpasta tandpasta: tandjpasta (Ell) Tandpasta [DC 64 (1989)] III-1-3
tandvlees tandvlees: tandjvleis (Ell) tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
tapgat tapgat: tap˲gāt (Ell) Het gat in de bodem van een biervat waar men de tapkraan in slaat. Zie ook het lemma ɛaansteekgatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48d; A 36, 3c] II-12
tapuit zandlopertje: zantjluiperke (Ell) tapuit III-4-1