34317 |
varken van drie tot vijf maanden |
mestvarken:
męstvɛrkǝ (L320a Ell)
|
Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34362 |
varkens fokken |
fokken:
fokǝ (L320a Ell)
|
Zich toeleggen op de teelt van varkens. [N 76, 37b; monogr.]
I-12
|
34359 |
varkens houden |
varken(s) houden:
vɛrkǝs hǭi̯ǝ (L320a Ell)
|
Het houden van varkens, in het algemeen gezegd. [N 76, 37a]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
masten:
mastǝ (L320a Ell)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34319 |
varkenshaar |
haar:
hǭr (L320a Ell)
|
De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.]
I-12
|
34372 |
varkenssnijder |
varkenssnijder:
vɛrkǝssnii̯ǝr (L320a Ell)
|
Persoon die varkens castreert. Deed aanvankelijk de boer zelf of de biggenhandelaar dit castreren, later werd hiervoor de veearts ingeschakeld. [N 76, 45; JG 1a; monogr.]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensschop:
vɛrǝkǝsšǫp (L320a Ell),
varkensstal:
vɛrǝkǝs[stal] (L320a Ell)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
34368 |
varkenston |
varkenston:
vɛrkǝston (L320a Ell)
|
Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.]
I-12
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trōx (L320a Ell)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
33396 |
varkenswei |
varkenswei:
vɛrkǝs˱węi̯ (L320a Ell)
|
De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e]
I-6
|