30136 |
vlaams verband |
vlaams verband:
vlǭms ˲vǝrbantj (L320a Ell)
|
Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
mérköf (L320a Ell)
|
vlaamse gaai
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vlag:
vlag (L320a Ell)
|
vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
30487 |
vlaggen |
rissen:
resǝ (L320a Ell)
|
Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b]
II-9
|
24914 |
vlaktex |
vlakke, de -:
vlake (L320a Ell)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19413 |
vlam |
vlam:
het vlamt= het flakkertj
vlam (L320a Ell)
|
Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
vlechte (L320a Ell)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
24457 |
vleermuis |
vleermuis:
vlèrmoes (L320a Ell)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
25446 |
vlees conserveren |
bevriezen:
bǝvrēzǝ (L320a Ell),
drogen:
drȳǝgǝ (L320a Ell),
pekelen:
pēkǝlǝ (L320a Ell)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
23942 |
vlees derven |
vasten:
vaste (L320a Ell)
|
Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|