21134 |
voertuig |
gevaars:
Van Dale: gevaar, 2. (gew.) rijtuig, wagen.
gèvéérs (L320a Ell)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
voot (L320a Ell)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19812 |
voetenbankje |
voetbankje:
vootbenkske (L320a Ell)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
vootgenger (L320a Ell)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33732 |
voetgangershek |
vonder:
vonjǝr (L320a Ell)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
23604 |
voetgebeden |
voorgebeden:
veurgebaeje (L320a Ell)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19384 |
voetkussen |
voetkussen:
vootkösse (L320a Ell)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (L320a Ell)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24590 |
vogelkers |
hondshout:
eigen fon. aanduidingen
hônsjhout (L320a Ell)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
sǝdɛl (L320a Ell)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|