21772 |
zich aanstellen |
van zijn jan maken:
get van ziene "Jan"make (L320a Ell),
van zijn kloten maken:
get van ziene kloeëte make (L320a Ell),
zich aanstellen:
zich aanstelle (L320a Ell)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
18804 |
zich bedenken |
zich bedenken:
zich bedinke (L320a Ell),
zijn keutel intrekken:
hai trocht ziene keutel in! (L320a Ell)
|
van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
zich ergeren:
zich ergere (L320a Ell)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
zich aangeven:
zich aangaeve (L320a Ell)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
taaie koe:
tɛi̯j kuw (L320a Ell)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
ongemoed zijn:
ôngemoodj zeen (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
zich sjeneere (L320a Ell)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34339 |
zich schuren |
schuren:
šōrǝ (L320a Ell)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
18201 |
zich verkleden |
omtrekken:
ŏmtrèkke (L320a Ell)
|
Hoe zegt men in uw dialekt zich verkleden, andere kleren aandoen, om b.v. in de tuin te gaan werken? Ik moet me even... [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18842 |
zich verwonderen |
bewonderen:
bewônjere (L320a Ell),
verwonderd zijn:
vewônjerd zeen (L320a Ell)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|