e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

Gevonden: 5012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
communiezang communio (lat.): kemuniejoo (Ell) Het misgezang tijdens of na de communie, de communio of communiezang. [N 96B (1989)] III-3-3
compartiment coup (fr.): coupee (Ell) compartiment [N 102 (1998)] III-3-1
completen completen (<lat.): kompleete (Ell) De completen, namiddagdienst die op hoogfeesten en/of aan het einde van aanbiddingsdagen in aansluiting op de vespers werd gehouden en die vaak gevolgd werd door de lof- en dankhymne "Te Deum laudamus". [N 96B (1989)] III-3-3
compost bamdmest/beemdmest: bānjtj[mest] (Ell) Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.] I-1
concubine bijzitje: biezitje (Ell) Een concubine, bijzit, bijwijf. [N 96D (1989)] III-3-3
conferentie conferentie (<lat.): conferensiej (Ell) Een gemeenzame, geestelijke toespraak [conferentie?]. [N 96B (1989)] III-3-3
congregatie van de heilige familie heilige familie: heilige femielie (Ell) De congregatie van mannen (Aartsbroederschap der H. Familie). [N 96D (1989)] III-3-3
consecratie consecratie (<lat.): concekrasiej (Ell) De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)] III-3-3
consecratiekaars consecratiekaars: concekrasiejkaes (Ell) De consecratiekaars. [N 96B (1989)] III-3-3
contrefort pilaar: pilē̜r (Ell  [(meervoud: pilē̜rs)]  ) Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.] II-9