e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

Gevonden: 5012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de buitenwand gladschaven afsteken: āfstē̜kǝ (Ell) De buitenwand van het vat met behulp van spookschaaf en schraapstaal glad maken. Het gladschaven gebeurt tijdens het vervangen van de sluitbanden door de definitieve banden of n√†dat de definitieve banden om het vat zijn aangebracht. Zie ook de lemmata ɛspookschaafɛ en ɛschraapstaalɛ in de paragraaf over het gereedschap van de timmerman.' [N E, 45b] II-12
de catechismusles bijwonen naar de congregatie gaan: nao de cônkergaasiej gaon (Ell) De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)] III-3-3
de catechismusles verzuimen de congregatie verzuimen: de cônkergaasiej verzoeme (Ell) De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)] III-3-3
de communie brengen aan een zieke communie (<lat.) brengen: kemuuniej bringe (Ell) De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)] III-3-3
de dode naar de kerk brengen het lijk varen: t lieek vare (Ell) het lijk naar de kerk brengen [bijv. door buurtbewoners] [N 96D (1989)] III-2-2
de doodsklok luiden overluiden: euverloewe (Ell) Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de duigen stapelen stapelen: stāpǝlǝ (Ell) De gekliefde duigen kruislings in een vierkant of driehoek opstapelen. Tussen de duigen onderling wordt daarbij een ruimte opengelaten, waardoor een goede ventilatie ontstaat. [N E, 14a-b] II-12
de echtelijke staat huwelijkse staat: huwelikke staot (Ell) de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)] III-2-2
de eerste communie doen eerste communie (<lat.) doen: ieëste kemuuniej doon (Ell) De eerste Communie doen. [N 96D (1989)] III-3-3
de eerste voor ploegen aanslaan: ānslǭn (Ell) Het ploegen van de eerste voor van een akker in het midden, als men bijeen gaat ploegen; aan de zijkant(en), als men uiteen of heen en weer gaat ploegen. Men ploegt de eerste voor gewoonlijk wat minder diep, om de vorming van een rug te voorkomen. Alleen bij het ploegen met een wentelbare of keerbare ploeg is er één eerste voor, in alle andere gevallen zijn er steeds twee eerste voren, nl. bij het uiteenploegen aan de zijkanten gelegen en bij het bijeenploegen tegen elkaar in het midden gelegen. Veel opgaven gelden daarom ook voor de twee eerste voren. De specifieke benamingen voor het ploegen van de eerste voor in het midden of aan de zijkant zijn onder B., resp. C. opgenomen; al de andere opgaven vindt men onder A. Door de zakelijke overeenkomst kunnen de benamingen soms ook toepasselijk zijn op bijeen- of uiteenploegen. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men de drie volgende lemmata. [N 11, 61; N 11A, 117c + 119b + 121b; JG 1a + 1b; A 33, 18c; monogr.] I-1