| 22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
gool (L320a Ell)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
| 25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
dôf (L320a Ell)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
hoorre (L320a Ell)
|
een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
| 34648 |
dogkar |
vierzitter:
vērzetǝr (L320a Ell)
|
Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.]
I-13
|
| 18153 |
dokteren |
dokteren:
doktere (L320a Ell)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 18983 |
dom |
lomp:
lômp (L320a Ell)
|
niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 23551 |
domine salvam fac reginam nostram |
salvam fac:
salvam fak (L320a Ell)
|
Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 24099 |
dominicaan |
dominicaan:
dominikaane (L320a Ell)
|
Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 22409 |
domino |
domino:
domino (L320a Ell)
|
Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 18799 |
domme man |
dommerik:
dōmmerik (L320a Ell)
|
een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|