23713 |
engel des heren |
engel des heren:
ingel des hieere (L320a Ell)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
ingelbewaarder (L320a Ell)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
ingelemès (L320a Ell)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
spekworm:
eigen spellingsysteem
spekworm (L320a Ell)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20333 |
enig kind |
enige dochter:
einige dochter (L320a Ell)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
envelop (L320a Ell)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epidemiej (L320a Ell)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
epistel (L320a Ell)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
spannen:
⁄t speen hum (L320a Ell)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
ark:
ark (L320a Ell, ...
L320a Ell,
L320a Ell)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|