17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehemeltje (L320a Ell),
raak:
rake (L320a Ell)
|
gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
memorie:
memorie (L320a Ell)
|
het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
luisteren:
loestere (L320a Ell, ...
L320a Ell,
L320a Ell)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehucht (L320a Ell)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17960 |
gehurkt zitten |
hukje zitten:
huukske zitte (L320a Ell)
|
hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20461 |
geil, wellustig |
gelp:
gelp (L320a Ell),
scherp:
sjerp (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
geil, wellustig [N 10C (zj)]
III-2-2
|
19266 |
gek persoon |
flares:
cf. RhWb. II, kol. 560, s.v. "Flares": "Geck, läppischer Kerl (wer auffällig gekleidet ist u. sich auffällig benimmt)
flaris (L320a Ell)
|
onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19337 |
gekheid maken |
gekke vodden maken:
gekke voddemake (L320a Ell)
|
gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21466 |
gekkenhuis |
gekkenhuis:
gekkenhoes (L320a Ell)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23537 |
geknield zitten |
op de knien zitten:
oppe knieje zitte (L320a Ell)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|