23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
congregatie:
cônkergaasiej (L320a Ell)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
godslamp (L320a Ell)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
vloeken:
vlooke (L320a Ell)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
godsvloek:
godsvlook (L320a Ell)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34324 |
goed groeiend varken |
vlotte groeier:
flotǝ grøi̯ǝr (L320a Ell)
|
[N 76, 17; JG 1a]
I-12
|
34172 |
goed liggen |
goed liggen:
goed liggen (L320a Ell)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
goed spoeden:
⁄t speudj good (L320a Ell)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
gooie vriejig (L320a Ell)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
gooj waek (L320a Ell)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
(goed) schieten:
sxitǝ(n) (L320a Ell)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|