23432 |
altaarretabel |
triptiek (<fr.):
triptiek (L320a Ell)
|
Een altaarretabel, -triptiek, -drieluik. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23753 |
alziend oog |
christusoog:
christusaug (L320a Ell)
|
Een ingelijste plaat waarop een groot oog in een driehoek is afgebeeld, met daarbij de tekst: God ziet mij. Hier vloekt men niet. (Godsoog, Alziend Oog, Christusoog?). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23441 |
ampullen |
ampullen (<lat.):
ampøͅlə (L320a Ell)
|
Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25242 |
andere soorten sneeuw |
ijzelsneeuw:
bevroren sneeuw
iesselsnieë (L320a Ell),
vlokkensneeuw:
grote vlokken
vlokkesnieë (L320a Ell)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22708 |
andere voorwerpen in bikkelspel |
{z. toel.}:
met loden of tinnen kuuetjes
z. toel. (L320a Ell)
|
Wordt (werd) een dergelijk spel wel gespeeld, maar met andere voorwerpen? [N R (1968)]
III-3-2
|
20656 |
andijvie |
andijvie:
andieviey (L320a Ell)
|
[DC 69 (1994)]
I-7
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
eigen spellingsysteem
angel (L320a Ell)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
trumpklokje:
trømpkløͅkskə (L320a Ell)
|
De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19312 |
angst |
angst:
angst (L320a Ell),
schrik:
sjrik (L320a Ell)
|
een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21829 |
antwoorden |
antwoorden:
antj woorde (L320a Ell)
|
ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|