22435 |
jarig zijn |
verjaren:
verjaore (L320a Ell)
|
Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18336 |
jarretelle |
jarretelle (fr.):
sjarretels (L320a Ell)
|
jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || Zijn jas is helemaal vaal, op die van mij zitten vale plekken [DC 42B (1967)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
kostuumjasje:
cestuumjeske (L320a Ell)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18326 |
jasschort |
jasscholk:
jassjolk (L320a Ell)
|
schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20561 |
jenever |
jenever:
sjenaiver (L320a Ell),
oude klare:
oaje kloare (L320a Ell)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeuk (L320a Ell)
|
jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
jeuktj (L320a Ell)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24097 |
jezuïet |
jezuet:
jezewiete (L320a Ell)
|
Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
gicht:
gicht (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] || Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|