e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jurk kleed: kleid (Ell) jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] III-1-3
jus, vleesnat saus: Dim. suiske  saus (Ell) Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)] III-2-3
juweel edelsteen: edelstein (Ell) een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)] III-1-3
kaakbeen(rand) raak: rake (Ell) kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] III-1-1
kaakgestel geschaar: gesjieër (Ell) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd kaal: kaal (Ell), kale knikker: kale knikker (Ell), kletskop: kletskop (Ell, ... ), volle maan: (volle maan) (Ell) De man is kaal [DC 42B (1967)] || kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaantjes krappen: krappe (Ell) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaar kaar: kār (Ell) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3
kaarsenbak kaarsenluchter: kaeseluchter (Ell) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper kaarsensnuiter: kairsesnutter (Ell) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1