30103 |
kalkzandstenen |
kalkzandstenen:
kalǝk˲zantjstęjn (L320a Ell)
|
Kunststenen, samengesteld uit kalk en zand. De kalk wordt daartoe eerst geblust en vervolgens gemengd met zand en water. Het mengsel wordt daarna onder hoge druk in vormen geperst. De op deze wijze gevormde stenen worden in een ketel onder hoge stoomdruk verhard. Kalkzandstenen worden gebruikt in de huizenbouw, voor fabrieksschoorstenen, ketelbemetseling, enz. De normale kleur is wit tot lichtgrauw. [N 30, 54d]
II-9
|
18838 |
kalm, bedaard |
rustig:
röstig (L320a Ell)
|
niet opgewonden, kwaad of zenuwachtig [bedaard, stil, kalm] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23308 |
kalot |
kalotje (<fr.):
kelotje (L320a Ell)
|
kalot, kruinmutsje voor priesters {afb} [plekkertje, klets, kelotje, kadots] [N 25 (1964)]
III-3-3
|
34170 |
kalven |
kalven:
kǭvǝ (L320a Ell)
|
Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.]
I-11
|
33352 |
kalverhokje, kalverbak |
veken:
vēkǝ (L320a Ell)
|
In de koe- of de kalverstal kunnen een of meer kalveren vetgemest of alleen maar gestald worden in een speciaal daarvoor bestemde kooi, kist, bak of box, of gewoon achter een plank in een hoek van de stal. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (kalver-) het lemma "kalverstal" (2.2.3). [N 5A, 45a; monogr.]
I-6
|
34224 |
kalverjuk |
juk:
jōk (L320a Ell)
|
Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f]
I-11
|
18725 |
kam |
kam:
kamp (L320a Ell),
wie ich ⁄t wooj keime ging de kamp kepot (L320a Ell)
|
Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.]
I-12, III-1-3
|
22729 |
kameel |
kameel:
kemie-el (L320a Ell)
|
kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)]
III-3-2
|
22487 |
kamerschieten |
kamerschieten:
kamersjete (L320a Ell),
bij ieder rustaltaar tijdens de processie werd een kamersjeut gelost, de thuisblijvers bekruisigden zich dan, omdat dan de zegen met het allerheiligste werd gegeven.
kamersjete (L320a Ell)
|
Het gebruik om schoten te lossen bij een bruiloft. [N 88 (1982)] || Het gebruik om tijdens het rekken van de processie donderbussen af te schieten [kamere aafsjisse]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
19453 |
kamerstoel |
nachtstoel:
nachtstool (L320a Ell)
|
Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|