24416 |
kieuwen |
kieven:
eigen spellingsysteem
keeve (L320a Ell)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
jouwen?:
joewe (L320a Ell)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24184 |
kievit |
kievit:
keevet (L320a Ell),
keevit (L320a Ell)
|
kievit || kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18893 |
kiezen |
keus maken:
keus make (L320a Ell),
kiezen:
keeze (L320a Ell),
uitzoeken:
oetzeuke (L320a Ell)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] || het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26184 |
kikkers |
kikkers:
kikkers (L320a Ell)
|
De ijzeren of houten bekjes aan de voorzijde van de roede waaraan het zeil wordt vastgemaakt. In l 381 waren de kikkers van hout omdat de molen houten roeden had. [N O, 5d; A 42A, 69; N O, 5e]
II-3
|
32287 |
kim van het vat |
schuine kant:
šȳnǝ kantj (L320a Ell)
|
De schuine kant die men met behulp van een dissel aan de binnenzijde van de koppen van de duigen kapt. Een dissel is een soort bijl waarvan het holle blad dwars op de steel bevestigd is en meer of minder naar de steel toe gekromd staat. Zie ook het lemma ɛdisselɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N E, 32b]
II-12
|
20173 |
kind (troetelnaam) |
snobbeltje:
snoebelke (L320a Ell)
|
het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24011 |
kindercommunie |
kleine communie (<lat.):
klein kemuuniej (L320a Ell)
|
Een kindercommunie [kingerkómmelejoeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23999 |
kinderdoop |
kinderdoop:
kinjerduip (L320a Ell)
|
Een kinderdoop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21701 |
kinderfiets |
wichterfietsje:
wichterfietske (L320a Ell)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|