e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korset korset (<fr.): kersjêt (Ell) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst korst: kost (Ell) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kort geknipt haar kaal over het zwaard: kaal euvere zwaard (Ell) overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)] III-1-1
kort schortlint snoer: sneur (Ell) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempig (Ell) kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte broek korte boks: korte bóks (Ell) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte dikke wortel wortel: eigen fon. aanduidingen  wortele (Ell) Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)] III-4-3
korte laars korte stevel: kortestevel (Ell) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] III-1-3
korte onderbroek? onderboks: ongerboks (Ell), ongerbôks (Ell) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas stoep: stuup (Ell) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3