| 23807 |
kruisdagen |
kruisdagen:
kruusdaag (L320a Ell)
|
De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 24100 |
kruisheer |
kruisheer:
kruushieere (L320a Ell)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 22550 |
kruisjassen (kaartspel) |
kruisen:
kruisjassen
kruusse (L320a Ell)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 23750 |
kruisje aan een kettinkje |
kruisje:
kruuske (L320a Ell)
|
Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruisje:
kruuske (L320a Ell)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23314 |
kruisprocessie |
salespopele?:
salespopele (L320a Ell)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 24380 |
kruisspin |
kruisspin:
eigen spellingsysteem
kruusspin (L320a Ell)
|
kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 23705 |
kruisteken |
kruisteken:
kruusteiken (L320a Ell)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 30134 |
kruisverband |
kruisverband:
krȳs˲vǝrbantj (L320a Ell)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij muren dikker dan een halve steen. Zie ook afb. 39. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, strek, strek; tweede laag: koppenlaag; derde laag: drieklezoor, strek, strek, strek, enz. (Westra, pag. 19). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24d; N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
| 23799 |
kruisverering |
relikwie vereren:
reliekwiejverieëre (L320a Ell)
|
Het gebruik om op Goede Vrijdag de relikwie van het Heilig Kruis te kussen, de Kruisverering. [N 96C (1989)]
III-3-3
|