21478 |
liniaal |
liniaal:
liniaal (L320a Ell),
regel:
regel (L320a Ell)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17867 |
links, linkshandig |
averrechts:
averechts (L320a Ell),
links:
links (L320a Ell)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)] || Zijn u nog oude woorden voor "links"bekend? Zo ja, hoe werd dat woord uitgesproken? [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkspoot:
liŋspoət (L320a Ell)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksbuiten:
linksboete (L320a Ell)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lentj˲[voeg] (L320a Ell)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
24528 |
lisdodde |
duivelskluppel:
eigen spellingsysteem
duvelsklöppele (L320a Ell)
|
Grote lisdodde (typha latifolia een 100 tot 250 cm hoge plant. De bladeren zijn tot 2 cm breed; de bloemen bevinden zich in cilindervormige aren, eenslachtig, de mannelijke bovenaan, vlak daaronder de vrouwelijke, de bloemdekbladeren ontbreken. Bloeitij [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispele (L320a Ell)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.) van lorette ?:
OLV van Loreto Italie
litaniej van lerette (L320a Ell)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilig vaatwerk:
het heilig vaatwerk (L320a Ell)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
paramenten (<oudfr.):
paremente (L320a Ell)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|