20459 |
minnares |
bedpongel:
Uitspraak: "Klaar (nicolaas) heet ein gooi boorin, mèr Giel (michael) heet mieë zoeë ei bèdwief"(dit heeft natuurlijk niets met concubinaat te maken). Als hier vroeger een vrouw samenhokte met een man of weduwnaar zonder er mee getrouwd te zijn, gingen de jongelui "dèn ezeldrieve". Er werd met olie en kalk een ezel op de muur geklad, die er nooit meer afging. Dan was er ketelmuziek tot diep in de nacht met veel vernielingen. Het was een echt onbeschaafd heidens gedoe.
bèdpôngel (L320a Ell),
bijzitje:
biezitje (L320a Ell)
|
concubine [N 37 (1971)] || een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
mirakel (<fr.):
merakel (L320a Ell),
wonder:
wônjer (L320a Ell)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mes (L320a Ell)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
mis met drie heren:
mes met drie hieere (L320a Ell)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23524 |
mis met vier heren |
vierherenmis:
veerhieere mes (L320a Ell)
|
Een plechtige H. Mis waarin naast de genoemde drie, ook nog - gehuld in koorkap - een presbyter assistens voorgaat [vierherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
dankdienst:
dankdeenst (L320a Ell)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
dodenmis:
doeejemes (L320a Ell)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23548 |
misboek op het altaar |
misboek:
mesbook (L320a Ell)
|
Het grote misboek, missaal dat op een lezenaar op het altaar staat [misboek, mèsbook, mèsbóch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23271 |
misdienaar |
misdienaar:
mesdeener (L320a Ell)
|
Een koorknaap, misdienaar, misdiener [koeërjóng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23539 |
misdienaarstoga |
toogje (<lat.):
teugske (L320a Ell)
|
De rode of de zwarte toog van een misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|