23948 |
naaste |
zijns gelijke:
ziens gelieke (L320a Ell)
|
Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23725 |
nabidden |
nabeden:
naobaeje (L320a Ell)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21816 |
nabootsen |
nadoen:
naodoon (L320a Ell)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachtbrake (L320a Ell)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtigaal (L320a Ell)
|
nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18609 |
nachthemd |
nachthemd:
nachthumme (L320a Ell),
nachtpon:
nachtpon (L320a Ell)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18608 |
nachtjapon |
nachtjak:
informant: is bovenstuk
nachtjak (L320a Ell)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
nachtkleren:
nachtkleijer (L320a Ell)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23772 |
nachtmis |
nachtmis:
nachtmès (L320a Ell)
|
De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18660 |
nachtpak |
hansop:
Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.
hansop (L320a Ell)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|