e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
natuurlijke waterloop beek: bēk (Ell) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
nauw, eng eng: ing (Ell) klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] III-4-4
navel navel: navel (Ell) Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
navelbandje navelbandje: navelbendje (Ell) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
necrobacillosis, rotkreupel kreupel: krø̄pǝl (Ell) Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.] I-12
neet, luizenei neet: eigen spellingsysteem  neet (Ell) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoog: negenaug (Ell, ... ) Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
neger bruine, een -: ook wel  broene (Ell), neger: neger (Ell) neger [N 102 (1998)] III-3-1
neomist neomist (<gr.): nejemist (Ell) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3
nerf van de weide ris: res (Ell) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3