20558 |
pap |
pap:
pap (L320a Ell, ...
L320a Ell,
L320a Ell)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || pap [DC 35 (1963)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
paredies (L320a Ell)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30149 |
paramentwerk |
fijn werk:
fīn wɛrǝk (L320a Ell),
voorwerk:
vø̄rwɛrǝk (L320a Ell)
|
Het metselen met uitgezochte stenen die zuiver in verband worden geplaatst. De metselstenen die men in een dergelijk geval gebruikte, werden in L 382 'voorwerkers' ('vø̄rwerǝkǝrs'), in Q 90 'façadebrikken' ('fasāt˱brekǝ') en in Q 3 'eerste keus' ('īrstǝ kø̄s') genoemd. Zie ook de lemmata 'Voorwerkers' en 'Koppenlat'. [N 31, 25]
II-9
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
perpluuj (L320a Ell)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
blaren:
⁄t bloartj (L320a Ell)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18406 |
parfum |
musk (<fr.):
Van muskus odeur. WNT: muskus (< lat.) - ook musk (<fr. [musc]).
muuske (L320a Ell)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21180 |
parlevinker |
parlevinker:
parlevinker (L320a Ell)
|
het bootje van een koopman te water [parlevinker, ventjager] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23283 |
parochie |
parochie:
parochiej (L320a Ell)
|
Een parochie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22028 |
pas kunnen vliegen |
vlug (bn.):
Opm. v.d. invuller: met de ö van "Löss".
ze is vlök (L320a Ell)
|
Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kykskǝ (L320a Ell)
|
[N 19, 40b]
I-12
|