20415 |
peettante |
peet:
paet (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20812 |
pekel |
pekel:
pēkǝl (L320a Ell)
|
De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.]
II-1
|
25454 |
pekelkuip |
kuip:
kȳp (L320a Ell),
tob:
tǫb (L320a Ell)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
19400 |
pendule |
pendule:
penduul (L320a Ell)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17717 |
penis |
lul:
lul (L320a Ell),
Gemeen; jongerentaal.
lul (L320a Ell),
piemel:
piemel (L320a Ell),
pismannetje:
Kinderwoord.
pismènke (L320a Ell),
Oudere generatie.
pismenke (L320a Ell),
pisserd:
pissert (L320a Ell),
zeikerd:
Gemeen.
zeikert (L320a Ell)
|
[N 10c (1961)] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
23995 |
penitentie |
penitentie (<lat.):
pinneténsiej (L320a Ell)
|
Penitentie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
26233 |
pensteen |
pinsteen:
penstęjn (L320a Ell)
|
De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88]
II-3
|
33717 |
penwortel van een den |
pijlwortel:
pilwortǝl (L320a Ell)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheilige (L320a Ell)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17911 |
persen |
arbeiden:
arbeiden (L320a Ell)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|