20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (L320a Ell)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
commanderen:
commandère (L320a Ell),
commanderen (<fr.):
commandère (L320a Ell)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhoek:
vōrhōk (L320a Ell),
voerhuis:
[voerhuis] (L320a Ell)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
moeilijk:
meujlik (L320a Ell)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32261 |
bewerken van de duig voor het drogen |
afreien:
āfrijǝ (L320a Ell),
rouw bewerken:
ruw bǝwerkǝ (L320a Ell)
|
De duig na het klieven een eerste, ruwe bewerking geven met behulp van de kuipersbijl en het kapmes. Het hout is dan nog zacht en daardoor makkelijker te bewerken dan gedroogd hout. [N E, 12; N E, 13a]
II-12
|
23560 |
bewieroken |
bewieroken:
bewierouke (L320a Ell)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
bewolkte hemel:
bewolkdjen hemel (L320a Ell)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
rustig:
eine hieële röstige (L320a Ell)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19302 |
bezig |
bezig:
bezig (L320a Ell)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|