e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ell

Overzicht

Gevonden: 5012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bevallen bevallen: bevalle (Ell) Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] III-2-2
bevel bevel: bevel (Ell, ... ) een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bevelen commanderen: commandère (Ell), commanderen (<fr.): commandère (Ell) iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal voerhoek: vōrhōk (Ell), voerhuis: [voerhuis] (Ell) De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6
bewerkelijk (zijn) moeilijk: meujlik (Ell) niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)] III-1-4
bewerken van de duig voor het drogen afreien: āfrijǝ (Ell), rouw bewerken: ruw bǝwerkǝ (Ell) De duig na het klieven een eerste, ruwe bewerking geven met behulp van de kuipersbijl en het kapmes. Het hout is dan nog zacht en daardoor makkelijker te bewerken dan gedroogd hout. [N E, 12; N E, 13a] II-12
bewieroken bewieroken: bewierouke (Ell) Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
bewolking bewolkte hemel: bewolkdjen hemel (Ell) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bezadigd rustig: eine hieële röstige (Ell) zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)] III-1-4
bezig bezig: bezig (Ell) werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)] III-1-4