21479 |
punaise |
punaise (fr.):
Opm. v.d. invuller: "ai"van Fr. woord mère.
punais (L320a Ell)
|
een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pøntj (L320a Ell)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
25014 |
punt, stip |
punt:
puntj (L320a Ell)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18615 |
puntmuts |
pinmuts:
pinmöts (L320a Ell)
|
puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17594 |
pupil |
pupil:
pepil (L320a Ell)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (L320a Ell)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30086 |
put |
gedeukt:
gǝdø̄ktj (L320a Ell),
gedumpeld:
gǝdø̄mpǝltj (L320a Ell)
|
Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a]
II-9
|
33635 |
putemmer |
putemmer:
pøͅtømər (L320a Ell)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33624 |
putgalg |
gaffel:
gafəl (L320a Ell)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
putgard:
pøͅtgēͅrt (L320a Ell)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|