23865 |
draagriem van het kerkvaandel |
vaanriem:
vaanreem (L320a Ell)
|
De riem waarmee het vaandel gedragen wordt [vanehelp]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17856 |
draaien |
draaien:
dreije (L320a Ell)
|
Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33727 |
draaihek |
poort:
port (L320a Ell)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
24950 |
draaikolk |
kolk:
kouk (L320a Ell)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
dracht:
eigen spellingsysteem de ..... draagt
draagt (L320a Ell)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
liezen:
leze (L320a Ell)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dragen:
⁄t ies dreugtj (L320a Ell)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
dreger (L320a Ell)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
hemeldreger (L320a Ell)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vaandrager:
vaandreger (L320a Ell)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|