e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ellikom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spek spek: spek (Ellikom), spɛk (Ellikom, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] || varkensvlees III-2-3
spenen spenen: spīǝnǝ (Ellikom) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperziebonen sokkerboontjes: sòkkerbiênkes (Ellikom) prinsesseboontjes I-7
spie spie/spij: spi(i̯) (Ellikom) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spiegel spiegel: Es eme(s) te lang viêr de spiegel steit te ki-jke, dan steit den di-jvel achter hèèm(of hèèr)  spegel (Ellikom) spiegel III-2-1
spijker, nagel nagel: nāgǝl (Ellikom  [(meervoud: nāgǝls of nē̜gǝl)]  ) In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.] II-12
spijkeren nagelen: nāgǝlǝ (Ellikom), nīǝgǝlǝ (Ellikom  [(vero)]  ) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spinnen spinnen: spenə (Ellikom) spinnen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
spits, kop van de mijt spits: spets (Ellikom) Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spons sponsje: Köntsj ge Finske? Dèè wist zee kònsje möt e spinske Oppe twalöttoafel laag èè roos spinske  spinske (Ellikom) sponsje III-2-1