34320 |
tepel, tet |
tepel:
tē.pǝl (L363p Ellikom)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
33760 |
tetveulen |
tetveulen:
tɛt˲vīǝ.lǝ (L363p Ellikom)
|
Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2]
I-9
|
33962 |
teugel, leidsel |
bekriem:
bɛkrēm (L363p Ellikom)
|
Een riem of koord waarvan de uiteinden aan de twee kanten van het bit van het paard bevestigd zijn en waarmee het bestuurd wordt. Deze teugel kan lang of kort zijn. In het eerste geval bestaat hij uit één stuk en reikt hij tot achter het paard; de voerman houdt het midden ervan in de hand (cf. lemma Dubbele Lijn). In het tweede geval reikt hij slechts tot juist achter het haam; dan is aan het midden een enkele lijn, het kordeel (cf. lemma KordeelL) bevestigd, die de voerman in de hand houdt. De dubbele lijn van een paard dat voor de ploeg is gespannen is altijd langer dan die bij een kar of wagen. Het lemma Ploeglijn is al eerder behandeld in WLD I, afl.2, blz. 182. De vraagstelling in de lijsten liet echter niet toe om voor Nederlands Limburg evenveel materiaal op te nemen als voor Belgisch Limburg. Op de zeer ruime vraag N 13,29 Enkele band of touw dat aan het hoofdstel is vastgemaakt werden allerlei specifieke benamingen opgegeven, waardoor het te riskant werd om de algemene benamingen voor teugel voor Nederlands Limburg uit de gegevens af te leiden. Om toch een idee te kunnen geven van de gegevens voor Nederlands Limburg werd gekeken naar algemene antwoorden op vraag N 13,31 Dubbele band die aan weerszijden van het gebit is vastgemaakt en tot aan de hand van de voerman dubbel is en het eerste deel van vraag N 13, 34 Kent u afzonderlijke benamingen voor de leidsels gebruikt bij het rijden met de kar, het ploegen? Daaruit bleek dat de woordtypes lei, leis en lijn behoorlijk afgebakende gebieden vormen. Veiligheidshalve zijn alleen deze laatste gegevens voor Nederlands Limburg opgenomen en op kaart gebracht. [JG 1a, 1b; N 13, 30 en 34]
I-10
|
19781 |
thuis |
thuis:
Samen ût en same thûs Ze is van alle merkte thûs: ze is doorgewinterd of doortrapt Geine thûs miêr höbbe: verlaten en verweesd achterblijven
thûs (L363p Ellikom)
|
thuis
III-2-1
|
24254 |
tjiftjaf |
ovenmetsertje:
huvemetserke (L363p Ellikom)
|
tjiftjaf
III-4-1
|
24255 |
tochtig |
rits:
rē̜ts (L363p Ellikom),
willig:
welex (L363p Ellikom)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
21565 |
toegangsprijs |
inkomprijs:
den inkompries is eine frang (L363p Ellikom)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19663 |
toilet |
achter:
Inins stòng \'r op en zag: \"het is huug ti-jd det ich noa achter goan\
achter (L363p Ellikom),
huisje:
Stinke wi-j einen hi-jskespöt
hi-jske (L363p Ellikom),
schijthuisje:
een ordinairder woord voor w.c. Het heeft te maken met het apart gelegen gebouwtje met een deur waarin een hartvormige opening als verluchtingsmiddel diende
sji-jthi-jske (L363p Ellikom)
|
het w.c. || w.c || w.c.
III-2-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
temat (L363p Ellikom),
tomatə (L363p Ellikom)
|
tomaat || tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22025 |
tortelduif |
roosduif:
werd gehouden als middel tegen roos
ruusdûf (L363p Ellikom)
|
lachduif
III-4-1
|