21301 |
boer |
boer:
bōr (L363p Ellikom),
bōr (L363p Ellikom)
|
boer [ZND m] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.]
I-6, III-3-1
|
20681 |
boerenkool |
boerenkool:
borekiêl (L363p Ellikom),
krolkool:
krölkiêl (L363p Ellikom, ...
L363p Ellikom),
synoniem
krolkiêl (L363p Ellikom),
slechte kool:
slechte kiêl (L363p Ellikom)
|
boerenkool || krulkool || krullende kool
III-2-3
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
stalzwalft:
stâlzwaleft (L363p Ellikom),
zwalft:
zwaleft (L363p Ellikom)
|
boerenzwaluw || zwaluw
III-4-1
|
20517 |
bokking |
bokkem:
Eine gereikde bèkkem is waal ins hartelik
bèkkem (L363p Ellikom)
|
bokharing
III-2-3
|
32326 |
bom, spon |
spon:
spon (L363p Ellikom)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
32550 |
boodschappenmand |
commissiekalbas:
kǝmesikǝlbas (L363p Ellikom),
kalbas:
kǝlbas (L363p Ellikom),
korfje:
kø̜rfkǝ (L363p Ellikom)
|
Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.]
II-12
|
22552 |
boog |
boog:
beegske
bōͅg (L363p Ellikom)
|
Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
buim (L363p Ellikom)
|
boom
III-4-3
|
24126 |
boomklever |
boomlopertje:
buimleiperke (L363p Ellikom)
|
boomklevertje
III-4-1
|
24511 |
boomstronk |
poest:
pûst (L363p Ellikom)
|
boomstronk
III-4-3
|