33426 |
zolder boven de dorsvloer |
overschelf(t):
īǝ.vǝr[schelf(t)] (L363p Ellikom)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
20189 |
zoon |
zoon:
zuun (L363p Ellikom)
|
zoon
III-2-2
|
19528 |
zoutvat |
zoutvaatje:
zautvèètsje (L363p Ellikom)
|
zoutvaatje
III-2-1
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zy(3)̄gə (L363p Ellikom)
|
zuigen
III-2-3
|
20845 |
zult, preskop |
geperste kop:
Gehakt en geperst vlees van b.v. een varkenskop
geperzde kop (L363p Ellikom),
geperste hoofdkaas
gəpɛrzdə kop (L363p Ellikom)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || preskop
III-2-3
|
33618 |
zuring, groente |
zulker:
zelkər (L363p Ellikom)
|
Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20541 |
zuurdesem |
desem:
deisem (L363p Ellikom, ...
L363p Ellikom)
|
desemzuur || zuurdesem
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zoormoos (L363p Ellikom, ...
L363p Ellikom)
|
ingemaakte witte kool [Goossens 2c (1963)] || zuurkool
III-2-3
|
19459 |
zwabber |
mops:
gelijkend op een keerborstel, maar met gevlochten, katoenen franjes om de vloer mee aan te vegen
mòps (L363p Ellikom)
|
schoonmaakgerief
III-2-1
|
32917 |
zwaden spreiden |
uitereengooien:
űtǝręi̯.ngű̄i̯ǝ (L363p Ellikom)
|
Het uiteengooien van de versgemaaide regels gras. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: gezwaden of gras. [N 14, 97a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|