24297 |
alver |
aveltje:
auwelke (L363p Ellikom)
|
alvermanneke (vis)
III-4-2
|
20656 |
andijvie |
andijvie:
andī.vi (L363p Ellikom)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
a.ŋǝl (L363p Ellikom)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
33488 |
appel, overige soorten |
kromstaartje:
kròmpstertsje (L363p Ellikom)
|
appel, soort
I-7
|
20638 |
appelbol |
krollemol:
Vroeger gewoon brooddeeg, maar nu een veredeld gebak rondom eenappel, met suiker, kaneel (of boter) of met ijs en slagroom
krollemol (L363p Ellikom),
ponnekje:
pònneke (L363p Ellikom)
|
appelbol
III-2-3
|
20698 |
appelmoes |
appelenpruts:
Ich smiêrde mich wat appelepretsj op mi-jne buterham
appelepretsj (L363p Ellikom),
vandaar ook appelmoos Eèrpel möt appelepretsj, manleef, det waas lekker Volks syn. sji-jfaaf
appelepretsj (L363p Ellikom),
schuifaf:
omwille van de purgerende werking
sji-jfaaf (L363p Ellikom)
|
appelmoes
III-2-3
|
33100 |
aren lezen |
spiertjes rapen:
spē.rkǝs rā.pǝ (L363p Ellikom)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (L363p Ellikom)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
(h)ervel (L363p Ellikom),
(een vervorming van armvol.
(h)ervel (L363p Ellikom)
|
ervel, armvol
III-4-4
|
32672 |
asblok |
karlade:
karlāi̯ (L363p Ellikom)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|