e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ellikom

Overzicht

Gevonden: 1613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastig kind nest: Vervèlend nöst deste bös  nöst (Ellikom) lastig wezen III-1-4
laurier lauwelier: Uis mo diêj wat lauweleer(blajer) inne sop  lauweleer (Ellikom) laurier III-2-3
laurierboompje lauwelier: lauweleer (Ellikom) laurier III-2-1
lauw lauw: lau water (Ellikom) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
leeg, niets bevattend af: aaf (Ellikom), leeg: leeg (Ellikom) leeg || Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leegloper hoddelaar: hoedelaere (Ellikom), malenvuller: malevöller (Ellikom), martelaar: ironisch Ich hiêr het al, dich bös einen echte martelèèr  martelèèr (Ellikom) iemand, die bv. ten onrechte verklaart ziek te zijn || leegloper || zakkenvuller, profiteur III-1-4
leep, doortrapt geslepen: gesliêpe (Ellikom), glad: Ki-jk mè good ût möt dèè kèrel, want det is eine glaje, hiêr  glaad (Ellikom) doortrapt, sluw || doortrapte,sluw, uitgeslapen III-1-4
leggen leggen: legə (Ellikom) leggen [ZND m] III-1-2
lei lei: een lei (Ellikom) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Ellikom) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11