17614 |
neusgaten |
neuslokken:
naaslóóker (Q017p Elsloo)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
naasvleugel (Q017p Elsloo)
|
neusvleugel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
next (Q017p Elsloo)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
neer (Q017p Elsloo)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (Q017p Elsloo)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20401 |
noemen |
noemen:
neumən (Q017p Elsloo)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
24947 |
oever |
kant:
kentj (Q017p Elsloo)
|
oever [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblikje:
augənblikskə (Q017p Elsloo)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
17636 |
oksel |
onder de arm:
onder de èrm (Q017p Elsloo)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
omzę ̞tǝ (Q017p Elsloo)
|
De vormtafel verplaatsen, als een satz, een strook van de baan met een breedte van drie meter, was volgelegd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdroogplaatsɛ.' [monogr.]
II-8
|