e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderlip onderste lip: ungerste lup (Elsloo) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
ondiep schou(de): šǫl (Elsloo) De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.] I-1
onkruid, algemeen kruid: krūt (Elsloo) De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.] I-5
onnozele-kinderendag allerkinderen: allerkinjere (Elsloo), nozele-kinderen: ⁄nwèzzelkénjer (Elsloo), onnozele-kinderen: onnözel kinjer (Elsloo) Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)] III-3-2
ontbijt eerste koffie, de -: 1e koffie (Elsloo) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
onvast ter been (zijn) dazelig: dazelig (Elsloo) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
oog oog: ouch (Elsloo), oug (Elsloo) oog [DC 01 (1931)] III-1-1
ooglid lid van het oog: lit van n aog (Elsloo) oog: ooglid [N 10a (1961)] III-1-1
oom nonk: noŋk (Elsloo) oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2
oor oor: oir (Elsloo), owar (Elsloo) oor [DC 01 (1931)] III-1-1