17619 |
onderlip |
onderste lip:
ungerste lup (Q017p Elsloo)
|
onderlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32696 |
ondiep |
schou(de):
šǫl (Q017p Elsloo)
|
De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.]
I-1
|
33291 |
onkruid, algemeen |
kruid:
krūt (Q017p Elsloo)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
allerkinderen:
allerkinjere (Q017p Elsloo),
nozele-kinderen:
⁄nwèzzelkénjer (Q017p Elsloo),
onnozele-kinderen:
onnözel kinjer (Q017p Elsloo)
|
Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20581 |
ontbijt |
eerste koffie, de -:
1e koffie (Q017p Elsloo)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
dazelig:
dazelig (Q017p Elsloo)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17592 |
oog |
oog:
ouch (Q017p Elsloo),
oug (Q017p Elsloo)
|
oog [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17595 |
ooglid |
lid van het oog:
lit van n aog (Q017p Elsloo)
|
oog: ooglid [N 10a (1961)]
III-1-1
|
20356 |
oom |
nonk:
noŋk (Q017p Elsloo)
|
oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
oir (Q017p Elsloo),
owar (Q017p Elsloo)
|
oor [DC 01 (1931)]
III-1-1
|