e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechte, vormeloze benen palen: peul (Elsloo) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechten richten: rextǝ (Elsloo) Het oprichten van de uit de vormen plat neergelegde stenen, nadat ze enige tijd gedroogd hadden. In Q 121 werden de stenen in rijen van twee in banen geplaatst. Men zei dan de stenen twee aan twee (tswaj ā tswaj) stonden. Het rechten was in P 47 niet gebruikelijk. [N 98, 99; monogr.] II-8
rechtstaande oren ezelsoren: ezelsaore (Elsloo) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
regulateur regulateur: regulateur (Elsloo) Instrument dat het afrollen van de ketting- of garenboom en het opwinden op de onderloper meer automatisch doet verlopen. [N 39, 116a] II-7
reiken naar reiken naar: nao gèt reike (Elsloo) reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2
restant zoogdieren das: das (Elsloo) das [DC 07 (1939)] III-4-2
rib rib: rukke (Elsloo) rib, ribben [N 10 (1961)] III-1-1
richttouw touw: touw (Elsloo) Het richttouw werd gebruikt om te bereiken dat de vormelingen in rechte rijen geplaatst werden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛhaagɛ.' [monogr.] II-8
riek, mestriek riek: rēk (Elsloo  [(drie of vier)]  ) Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.] I-1
rietmatten strooien matten: štrȳjǝ matǝ (Elsloo) Riet- of stromatten om de hagen te beschermen tegen regen. [N 98, 108; monogr.; L 26, 10 add.] II-8