18095 |
buikpijn |
de buik doet me pijn:
boek deit mich pien (Q017p Elsloo),
pijn in zijn buik:
pien in m`ne boek (Q017p Elsloo),
pien in mienə bōēk (Q017p Elsloo)
|
ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
18139 |
buil op het hoofd |
bult:
bölt (Q017p Elsloo),
huts:
hötsch (Q017p Elsloo)
|
buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24459 |
bunzing |
fis:
ong. 25 cm,; kleiner dan vewien
vis (Q017p Elsloo),
fouine (fr.):
ong. 50 cm; groter dan vis
vəwien (Q017p Elsloo)
|
bunzing [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
29599 |
campagne, seizoen |
seizoen:
sizun (Q017p Elsloo)
|
Die tijd van het jaar waarin de weersgesteldheid zodanig was, dat de mogelijkheid bestond in de buitenlucht vormelingen te drogen. Volgens een invuller uit Q 95 was de term campagne uit de tijd van de veldovens; later bij ring- en vlamovens werd hij minder gebruikt. [N 98, 7; monogr.]
II-8
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
drwègwoos (Q017p Elsloo),
drwégwoos (Q017p Elsloo),
plokworst:
droogworst
blokwoos (Q017p Elsloo)
|
droogworst [N 06 (1960)] || plokworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24984 |
damp, stoom |
stoom:
staum (Q017p Elsloo)
|
damp van kokend water [DC 28 (1956)]
III-4-4
|
28402 |
dar |
dar:
dar (Q017p Elsloo)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
17702 |
darm |
darm:
derm (Q017p Elsloo)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
21416 |
de hort op? |
op de jats:
op de jats (Q017p Elsloo),
op jats:
op jats (Q017p Elsloo)
|
op merooi zijn: Kent u een woord: I. ---- (niet thuis zijn, de hort op zijn, vooral van vrouwen) II. andere uitdrukking [DC 43 (1968)] || Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
29768 |
de oven leeghalen |
afblaren:
āf˱blārǝ (Q017p Elsloo
[(de slechte buitenlagen van de veldoven zonder muren afhalen)]
)
|
De stenen na het bakproces uit de oven halen. De in dit lemma opgenomen termen zijn zowel voor de veldoven als voor de ringoven van toepassing. [N 98, 125; N 98, 154; monogr.]
II-8
|