20820 |
ham, hesp |
schink:
schink (Q207p Epen)
|
ham [SGV (1914)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
hamer:
hamer (Q207p Epen)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17659 |
hand |
hand:
hand (Q207p Epen),
heng (Q207p Epen)
|
hand [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21731 |
handboei |
boei:
bŏĕjə (Q207p Epen)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
kómmèrs (Q207p Epen),
handel:
handəl (Q207p Epen)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
koopman:
koopmáán (Q207p Epen)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
handelen:
handəl (Q207p Epen),
hàndələ (Q207p Epen)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
daad:
daot (Q207p Epen)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18906 |
handig |
handig:
hèndəch (Q207p Epen)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27222 |
handlanger |
handlanger:
hantlɛŋǝr (Q207p Epen)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|